-
1 flatten
v. plat maken; afvlakken[ flætn]3 flauw worden ⇒ dof/mat worden♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 flauw(er) maken ⇒ dof/mat maken♦voorbeelden: -
2 affadir
affadir [aafaadier]1 flauw, smakeloos maken ⇒ de pit ontnemen aan1 flauw, smakeloos worden ⇒ verflauwen♦voorbeelden: -
3 dull
adj. saai; somber; dof, gedempt; dom--------v. afstompen, stomp wordendull1[ dul] 〈bijvoeglijk naamwoord; dully; dullness〉1 saai ⇒ vervelend, oninteressant2 dom ⇒ onintelligent, sloom♦voorbeelden:a dull dog • een saaie piet————————dull21 afstompen ⇒ afnemen, verslappen2 dof/mat wordenII 〈 overgankelijk werkwoord〉4 dom/stom maken♦voorbeelden: -
4 vervlakken
1 [vlak, effen maken] niveler2 [afstompen] abrutir3 [verflauwen] émousser1 [vlak, effen worden] se niveler2 [ongevoelig worden] s'abrutir3 [flauw(er) worden] s'émousser -
5 come over
-
6 dim
-
7 slow
adj. langzaam; moeilijk te vatten; verlaat (klok), achterlopen; zwaar; zaai--------adv. langzaam--------v. vertragenslow1[ sloo] 〈bijvoeglijk naamwoord; slowness〉1 langzaam ⇒ traag; geleidelijk♦voorbeelden:a slow job • een karwei dat veel tijd kostslow poison • langzaam werkend vergifI had a slow puncture • mijn band liep langzaam leegslow train • boemeltreinslow oven • laagbrandende ovenslow party • vervelend feestje〈 sport〉 a slow pitch/court • een trage pitch/baanbe slow of wit • traag van begrip zijnbe slow to anger • niet gauw kwaad worden————————slow2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:slow down • het kalmer aan doenslow up • minder energie hebben————————slow3〈 bijwoord〉1 langzaam♦voorbeelden:go slow • het langzaam aan doen -
8 défaillir
défaillir [deefaajier]〈 werkwoord〉1 flauw vallen ⇒ in onmacht vallen, bezwijmen2 zwak(ker) worden ⇒ afnemen, het begeven -
9 bleek
bleek1〈de〉1 [grasveld] bleach(ing) ground/field/green2 [linnengoed] washing3 [bleekwateroplossing] bleach4 [het bleken van linnengoed] bleach(ing)————————bleek2♦voorbeelden:bleek zien • look pale/wan -
10 verflauwen
♦voorbeelden:2 de markten verflauwen • the markets are growing dull/slackening -
11 Dunst
〈m.; Dunst(e)s, Dünste〉♦voorbeelden:keinen (blassen) Dunst von etwas haben • ergens geen flauw benul van hebbensich in (blauen) Dunst auflösen • in rook opgaan
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский